Terug naar de Dansstijlen

Afrikaanse dans


Herkomst: Senegal en Angola

Dans: Senegalese dansers o.l.v. Mamadou N’dour dansen de Thiakaba en Sabar, Angolese danseres Rosa Maria danst de Colheita

Muzikale begeleiding: Omar Ka en de Fula band


Senegal en Angola liggen aan de kust in West-Afrika. West-Afrikaanse dansen zijn erg populair in Nederland. Veel Nederlanders die Afrikaanse dans doen, beoefenen dansen uit Senegal. In het voor 90% islamitische land wonen verschillende bevolkingsgroepen, waarvan de Wolof met meer dan 50% de grootste is.

Het bekendste en meest populaire muziek- en dansgenre is sabar. In de meeste plaatsen, maar vooral in de hoofdstad Dakar vinden bijeenkomsten in de openlucht plaats die dezelfde naam hebben. Een sabar wordt gehouden om iets te vieren: een doopfeest, een huwelijk, een besnijdenis. De toeschouwers vormen een kring waarbinnen de muziek en dans plaatsvinden.


Een sabardrum is een conische houten trommel met een vel van geitenhuid, die wordt bespeeld met een twijgje en één hand. De sabar wordt tussen de knieën geklemd of onder de arm, of staat in een standaard. De klank is zeer karakteristiek: fel, strak en hoog. Vroeger had de sabar de functie van ‘talking drum’: zij verspreidde nieuws. Tegenwoordig gaat het om de complexiteit van de ritmes. Sabar is ook de verzamelnaam voor meerdere soorten trommels die gebruikt worden bij het spelen van deze muziek. Zo is er de bougarabou en een kortere trommel, de mbangmbang. Voor een bijeenkomst zijn dan ook altijd meerdere percussionisten nodig. Twee ook in Nederland zeer bekende sabardrummers zijn Doudou N’Diaye Rose en zijn zoon Ali. 


Van oudsher werd sabar door vrouwen gedanst. Het is een energieke dansvorm, die veel van de danseressen vraagt omdat er meestal op zand gedanst wordt. De danseres draagt een topje en een wikkelrok, pagne genaamd, die ze regelmatig opzij rukt of omhoog trekt om haar benen de ruimte te geven. Snel en hoog benenwerk, is belangrijk bij deze dans. Op het dwingende ritme zwaaien de knieën naar binnen en naar buiten, de voeten draaien in tegenovergestelde richting. De armen zwaaien wild in het rond of naar voren en naar achteren. Het bekken draait en schokt. De dans is uitdagend en openlijk seksueel. Daarnaast speelt zich een spel af tussen drummer en danseres. Zij luistert naar de ritmes die hij opbouwt; de drummer kijkt naar haar voeten om te anticiperen op wat de volgende beweging zal zijn.


Steeds meer mannen gaan ook de sabar dansen en brengen die op internationale podia en in videoclips. Mannendans is veel acrobatischer, er komen vaak gesprongen salto’s in voor. Een trend sinds de jaren ’70 is mbalax, een genre dat genoemd is naar het ritme van een van de sabartrommels, de mbangmbang. Sabarmuziek vormt de kern van een mix van popmuziek en traditionele muziek uit Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Youssou N’Dour is de bekendste vertolker van mbalax. Je kunt er op dansen op grote Senegalese dansfeesten en in discotheken, en het is belangrijk dat je dan de laatste moves kent! Ook de in Nederland woonachtige Omar Ka verwerkt mbalax in zijn nummers. De dans die er op wordt gedaan is een afgeleide van de traditionele sabardansen. 


Naast Wolof kent Senegal verschillende andere bevolkingsgroepen, zoals Manding, Toucouleur en Peul. Van hun traditionele dansen zijn de maskerceremoniën het meest spectaculair. Dansers gebruiken maskers, die bestaan uit omvangrijke kostuums met gezichts- en hoofdtooien, om in de huid te kruipen van geesten, goden en heilige dieren. Zij kunnen bemiddelen tussen voorouders en de levenden. 


Stelten worden gebruikt om het lichaam te verlengen, soms wel tot tweeënhalve meter. Steltdansen zijn zeer acrobatisch en de danser voert bijna bovennatuurlijke capriolen uit. Aan backspins en handstanden is de herkomst van breakdance te herleiden. Steltdansen komen voor in verschillende West-Afrikaanse landen, zoals Guinee, Gambia en Ivoorkust, en zijn ook buiten hun religieuze context populair. In Senegal wordt de dans thiakaba genoemd. De stelten zijn met een koord op kniehoogte vastgebonden en de dansers dragen er een lange, vaak gestreepte of rode broek overheen. Thiakaba kan ook op één stelt uitgevoerd worden en vraagt dan het uiterste van het balancerend vermogen van de danser. 


De Angolese dans Colheita is een oogstdans, voornamelijk door vrouwen gedanst. Zij verbeelden met hun dansbewegingen simpele bewerkingen van het land, zoals het zaaien en oogsten. Rosa Maria heeft bij het Angolees Nationaal Dans gezelschap gedanst voordat zij voorgoed naar Nederland verhuisde, waar zij les geeft en veel optreedt met haar groep Pitanga.